Waarom een kindvriendelijke mobiliteit?
Er zijn een heleboel argumenten voor een kindvriendelijke mobiliteit, die we hier met de nodige verwijzingen willen aanhalen.
De symptomen van de hedendaagse mobiliteit
1. Zich autonoom verplaatsen is noodzakelijk voor de fysieke, psychische en sociale ontwikkeling van kinderen
Vóór de opkomst van Koning Auto konden kinderen zich onbezorgd en vrij in hun buurt verplaatsen: moeder stuurde ze om brood bij de bakker om de hoek, ze liepen samen naar school met de buurjongen en gingen in groep ravotten in het park. Dat is nu niet meer het geval. Ouders gaan mee naar de bakker, brengen hun kinderen naar school en vergezellen ze naar het park. Tenminste: als ze daar tijd voor hebben. Met alle gevolgen van dien voor de kinderen van vandaag: ze hebben minder kans om buiten te spelen, bewegen veel minder en hebben minder contact met hun omgeving en met speelkameraadjes en volwassenen uit de buurt.
Pedagogen wijzen erop dat het belangrijk is dat kinderen zich zoveel mogelijk zelf verplaatsen in hun directe omgeving. Zichzelf verplaatsen, te voet of met de fiets, is heel belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Het zorgt voor meer en diversere sociale contacten, het verbindt kinderen met hun buurt (en stad) en ze zijn automatisch meer in beweging.
Kinderen zouden nu 90 % meer onder toezicht van de ouders (of andere opvoeders) spelen dan 20 jaar geleden, en dat is geen goede evolutie voor hun ontwikkeling .
Een moeder vertelt wat de dominantie van de auto op straat voor haar gezin betekent: 'Toen we ons huis met een klein koertje kochten, dacht ik: de kinderen kunnen in het park hier wat verderop spelen. Nu merk ik dat het nog lang zal duren voor ik hen alleen naar het park zal laten gaan. Het is echt gevaarlijk. Ik ga af en toe mee, maar ik kan niet een heel weekend in een park zitten, er moet thuis van alles gebeuren. Ik breng ze nu vaker naar de opvang tijdens vakanties, zodat ze eens ergens anders kunnen spelen terwijl ik zelf mijn handen vrij heb.' (Annelies)
Velo-droom pleit voor een verkeersbeleid dat veel meer vertrekt vanuit het perspectief van kinderen. We sluiten hierbij aan bij het pleidooi van de Gezinsbond om als samenleving de keuze te maken voor de kindnorm. De Gezinsbond roept de overheid op: 'om de leefkwaliteit vanuit een kinderperspectief te meten, en te verbeteren. We pleiten voor het invoeren van een kindnorm om het recht op een gezond lichaam en veilige leefomgeving voor alle kinderen waar te maken.
2. Ouders brengen hun kind met de auto naar school omdat ze bang zijn van auto's
Dankzij het buurtcriterium hebben ouders de kans om hun kind in te schrijven in een school die relatief dicht bij huis is. De afstand is dan ook vaak niet de hoofdreden waarom ouders hun kinderen toch met de auto naar school brengen, maar wel ... de onveiligheid op straat. Veel ouders vinden fietsen te gevaarlijk.
En hun onveiligheidsgevoel blijkt terecht: Gent heeft de twijfelachtige eer om na Kortrijk de meest verkeersonveilige stad van Vlaanderen te zijn met 8,4 slachtoffers per 10 000 bewoners. De studie waaruit dit cijfer komt, toont een duidelijk verband tussen steden met veel verkeersslachtoffers en relatief minder openbaar vervoer . Velo-droom pleit voor een mobiliteitsbeleid gestoeld op het STOP-principe : eerst stappen, dan trappen, indien nodig openbaar vervoer en pas als laatste optie de (personen)auto.
'Toen we ons huis kochten, was ik blij dat we met de fiets naar school konden gaan. Maar in september is mijn oudste dochter aangereden door een auto. Gelukkig was ze niet zwaar gewond, maar ze durft niet meer te fietsen. Nu brengen we haar met de auto naar school.' (Isabelle)
Voor Velo-droom mogen onveilige verkeerssituaties voor zwakke weggebruikers nooit de reden zijn om de auto te nemen.
Ingesloten!
3. Ook Gent is soms ademloos
Ook om gezondheidsredenen moeten we de auto veel vaker laten staan. Onderzoek toont een duidelijk verband aan tussen fijn stof en dieselmotoren. Fijn stof wordt in verband gebracht met longaandoeningen en kanker. Op 16 april 2013 kopte De Morgen 'Autoverkeer is zwaardere vervuiler dan industrie'. En die vervuiling eist zijn tol. Ruim 14 % van de kinderen in België kampt met astma . Begin februari verscheen in het nieuws dat kinderen nog nooit zoveel medicatie slikten, voornamelijk voor astma en aandoeningen aan de luchtwegen.
Uit onderzoek van medische milieudeskundige blijkt de negatieve impact van roet en fijn stof, maar ook geluid en stress op de gezondheid. Voor scholen wordt een minimale afstand van 300 meter aangeraden tot een drukke weg. Halen we dit in sommige wijken?
'Ik wil met mijn gezin in de stad wonen. Maar soms ben ik bang dat onze gezondheid daar onder lijdt. Sinds we kinderen hebben, twijfel ik soms of in de stad wonen wel een verantwoorde keuze is, zeker als er smog hangt.' (Matthias)
Kinderen hebben het recht om op te groeien in een gezonde leefomgeving.
4. De leefbare stad: van non-places naar plekken om te blijven
Een duurzame ruimtelijke ordening in Vlaanderen is onder andere gestoeld op een verdichting van het stedelijk weefsel. Studies tonen aan dat niet-stedelijke bewoning een veel grotere ecologische voetafdruk met zich meebrengt en dat de buitenstedelijke nutsvoorzieningen een flinke hap uit het overheidsbudget nemen. Niet-stedelijk wonen moet dan ook ontmoedigd worden. Hiertegenover staat dat stedelijk wonen - in zijn densiteit- ook aangenaam wonen moet zijn. Propere lucht, een afwisseling van gezellige drukte en rustplekken, voldoende en aangename publieke ruimte ... zijn hierin belangrijke elementen.
Het zijn kwaliteiten die nu vooral aan de historische stadskern toegedicht worden. En dat is niet toevallig. Het verkeersbeleid werd sinds de jaren '60 van de vorige eeuw vooral vanuit het perspectief van de auto gevoerd, waardoor meer en meer auto's de publieke ruimte veroverden. Nadat de middenklasse in de jaren '80 en '90 massaal de stad was ontvlucht, werd het beleidsmakers duidelijk dat het hoog tijd was voor herwaardering. De binnenstad werd prioritair aangepakt: vooral de zones met toeristisch potentieel werden autovrij of autoluw gemaakt. De wijken in de negentiende-eeuwse gordel en de deelgemeenten moesten op een tweede golf van stadsvernieuwing wachten. Ondanks de stadsvernieuwingsprojecten die in de vorige beleidsperiodes werden uitgevoerd, verminderde het autoverkeer in de aangepakte wijken niet of nauwelijks. Vaak omdat deze wijken al in grote mate 'omgevormd' werden met het oog op hun 'nieuwe' functie, de doorgangsfunctie. De publieke ruimte werd zo ingericht dat ze de rijkere groene gordel met de commerciële stadskern kon verbinden. De wijken zijn vaak non-places , doorgangsgebieden waar door automobilisten in hun capsule nauwelijks aandacht aan besteed wordt.
'Als ik mijn straat oversteek zien automobilisten me vaak niet; ze zijn op weg naar hun bestemming en wat daarbuiten valt is 'decor'. Ik moet vaak nogal assertief de straat oversteken. Dan wil ik altijd roepen 'dat daar is mijn huis, hier wónen mensen!' Mensen van buiten de stad kunnen zich daar gewoon geen voorstelling van maken. Die passeren hier gewoon alsof dit niemandsland is.' (Michaël)
In Sint-Amandsberg symboliseert het Campo-Santoplein de jarenlange focus op het historisch hart van Gent en de rijke groene gordel. Het pleintje, dat vroeger een centrumfunctie vervulde en een aantal sterke ruimtelijke kwaliteiten bezit, met de kapel die hoog ligt in het park en het neogotische stadhuis, zou een typische plek moeten zijn om 'te blijven'. Het pleintje werd echter tot parking herleid en de buurt kreunt onder het doorgaande verkeer. In de schoolvervoerplan van O.L. Vrouw Visitatie uit 2002 trekt men aan de alarmbel: "de verblijfsfunctie van de Antwerpsesteenweg, zeker ter hoogte van Camp Santo is ondermaats".
5. Een weefsel om te spelen
De Stad Gent pakt al enkele jaren trots uit met haar speelweefsel. In de handleiding wordt een speelweefsel gedefinieerd als 'het verbindend netwerk van formele en informele (speel)plekken in de stad en de routes van en naar die plekken.' De Stad investeerde inderdaad in informele en formele speelterreinen die verspreid liggen en een diversiteit aan types waarborgen (speeltuin, avontuurlijk, sportief ...). Men lijkt echter het derde noodzakelijke component van een speelweefsel te vergeten: de 'trage' en veilige verbindingswegen. Kinderen kunnen in Sint-Amandsberg geen speelterrein bereiken zonder gevaarlijke straten of steenwegen over te steken. De oversteekplaatsen zijn vaak onvoldoende zichtbaar, auto's worden niet verplicht om te stoppen door rode lichten en er zijn onvoldoende vertragers op de weg om voor échte veiligheid te zorgen.
Voor Velo-droom kan Gent zich enkel als kindvriendelijke stad profileren als er werk wordt gemaakt van veilige verbindingswegen en oversteekplaatsen die een echt speelweefsel mogelijk maken.
Verandering is nodig
Density, diversity, design
Deze drie D's zijn een belangrijk concept in mobiliteitskunde. Aandacht voor deze drie aspecten verhoogt de mate waarin mensen kiezen om te stappen, te trappen en het openbaar vervoer te gebruiken.
- Density: in dicht gebouwde omgevingen gebruiken mensen duurzamer mobiliteitsmodi dan in sunburbane gebieden waar de bebouwing minder dens is.
- Diversity: een omgeving met diverse functies (wonen, werken, boodschappen doen, school, vrije tijd) zet aan tot duurzame mobiliteit. Grote supermarkten en winkelketens aan de rand van de stad dragen niet bij tot duurzame mobiliteit.
- Design: het ontwerp is de derde factor die van belang is voor de keuze van vervoersmodi. Is de weginfrastructuur veilig en aangenaam voor voetgangers en fietsers? Krijgt het openbaar vervoer voorrang op de personenwagen tijdens de spits? Domineert de stroomfunctie of is er ook voldoende aandacht voor de verblijfsfunctie?
Transitie
Verandering in vervoerkeuze gebeurt niet van vandaag op morgen. De drie D's tonen dat maatregelen vanuit de overheid grote effecten kunnen hebben op de vervoerkeuze van mensen.
Velo-droom wil mee een aanzet geven tot verandering. Door kleinschalige, tijdelijke projecten in de wijk te initiëren willen we mensen een beeld geven van hoe de kindvriendelijke stad er in de toekomst zou kunnen uitzien. De eerste ideeën van deze projecten worden uitgebreid voorgesteld verderop in dit rapport. die manier het draagvlak voor verandering vergroten. Jongeren, senioren, kleine middenstanders, jeugdbewegingsgroepen, andere ouders, schooldirecties...we proberen hen allen in de projecten te betrekken.
Bovendien willen we leren uit deze experimenten. Een aantal projecten hebben een scope van ongeveer een maand. Na deze maand willen we de verschillende actoren bevragen: wat ervaren zij? Zijn er aspecten die anders moeten? Randvoorwaarden? Zijn zij vragende partij om het project duurzaam te integreren? De resultaten van deze bevraging delen we graag met de overheid. Op die manier kunnen experimenten duurzaam ingebed worden in een kindvriendelijk mobiliteitsbeleid.
Structurele dialoog
De gegevens in dit knelpuntenrapport kwam werden verzameld door een enquête in vijf verschillende scholen, aangevuld met een oplijsting van knelpunten en goede ingrepen van ouders van andere scholen. Het bevat dus een schat aan 'ervaringskennis'. Soms worden vanuit ouders voorstellen voor oplossingen aangereikt. Met dit materiaal willen we in dialoog gaan met de verschillende politici en diensten die invloed kunnen hebben op de kindvriendelijke inrichting van de publieke ruimte en kindvriendelijke mobiliteit. We denken graag mee na over de heraanleg van straten voor de plannen definitief zijn of de bezwaarprocedure ingaat.